A390
Label A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden te worden gecontroleerd.
Als de bandenspanning niet kan worden gecontroleerd wanneer de banden koud zijn, verhoogt u de spanningen met 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI). Verlaag nooit de spanning van een warme band.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op het huidige gebruik van de auto (onbelast, belast, rijden op de autosnelweg...). Let op de bandenspanning. Controleer minstens één keer per maand en voor een grote reis de bandenspanning.
Afhankelijk van de auto elke keer dat de banden worden opgepompt of de bandenspanning wordt gecorrigeerd, moet u de referentiewaarde Controlesysteem bandenspanning voor de bandenspanning resetten.
- B.
: bandenmaat van de auto.
- C.
: bandenspanning van de voorwielen.
- D.
: bandenspanning van de achterwielen.
tip
Auto uitgerust met een controlesysteem voor bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel Controlesysteem bandenspanning.
tip
Veiligheid van de banden en kettingmontage: voor informatie over het onderhoud en, afhankelijk van de uitvoering van de auto, het gebruik van sneeuwkettingen Banden.
warning
Auto’s gebruikt bij maximale belasting (maximum toegelaten totaalmassa) en met een aanhangwagen.
De maximumsnelheid is 100 km/uur en de bandenspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar Gewicht tabel.
Kans op klapband.
warning
Voor uw veiligheid en voor naleving van de geldende wetgeving.
Als de banden vervangen moeten worden, mag dit alleen gebeuren door even grote banden van hetzelfde merk, met dezelfde eigenschappen en met hetzelfde profiel.
Ze moeten: ten minste hetzelfde laadvermogen en dezelfde maximumsnelheid als de oorspronkelijke banden hebben, ofwel voldoen aan de door de merkdealer gestelde eisen.
Als u deze instructies niet opvolgt, kunt u uw veiligheid in gevaar brengen en is uw auto mogelijk niet conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over de auto.